Sinds mei 2011 bestaat er het prtotocol-ERWD (Ernstige Reken-Wiskunde problemen en Dyscalculie).
http://www.volgens-bartjens.nl/download ... l-ERWD_pdfDaarin wordt ook regelmatig gepleit voor het toestaan en het werken met de rekenmachine. Persoonlijk ben ik voorstander van én-én, en niet of-of. Strategisch inzetten lijkt me het beste. Dus eerst sommen maken zonder en nakijken met rekenmachine. Of de helft van de les zonder en om de rest weer bij te houden de andere helft met.
Ik denk dat het vooral van belang is bij welke type sommen het wordt ingezet. Zelf kan ik er geen probleem mee hebben bij niet-geautomatiseerde sommen: 7 x 8 bijvoorbeeld, of in ergere gevallen 3 x 5 al. Maar als er iets als breuken wordt aangeleerd, dan zou ik (zover mogelijk) wel stimuleren dat de procedures opgeschreven worden i.c.m. de rekenmachine. Bijvoorbeeld: 1/7 + 3/8 = 8/56 + 21/56 = 29/59, waarbij 7 x 3 en 7 x 8 wél uitgerekend mag worden met de rekenmachine, maar niet alleen een antwoord mogen geven. Leerlingen met dyscalculie kunnen over het algemeen wel goed redeneren.
In het voortgezet onderwijs (in Nederland in ieder geval) mogen leerlingen vrijwel altijd gebruik maken van de rekenmachine, enkele hoofdstukken daargelaten. Of dit een goede ontwikkeling is, is een andere vraag, maar het is voor leerlingen met dyscalculie een enorme lastenverlichting, aangezien ze zich op andere elementen kunnen focussen.
Een rekenprobleem verschilt van dyscalculie niet in de zin dat het beide zwakke rekenaars zijn, maar het belangrijkste onderscheid is dat rekenproblemen ontstaan op basis van een secundair probleem (lage intelligentie, concentratieproblemen, slecht onderwijs, etc.), terwijl dyscalculie een primair probleem betreft waarbij hardnekkigheid/resistentie een tastbaar houvast is. Het betreft in algemene zin een kindkernmerk waarbij er bijvoorbeeld sprake kan zijn van een subiteringsstoornis (= het niet in één oogopslag kunnen overzien van kleine aantallen, anders dan tellen). Mijn indruk is dat niet alle diagnostici specifiek naar het wel of niet kunnen subiteren kijken. Een ander symptoom is vaak dat rekenfeiten niet uit het langetermijngeheugen kunnen worden opgehaald, waardoor sommen via het werkgeheugen moeten worden opgelost (wat langer duurt).